17 januari 2025
Je hoort het niet vaak genoeg, maar banken helpen om dromen waar te maken. Overal waar mensen of bedrijven geld nodig hebben om een droom te realiseren, of dat nu is om een huis te verwerven of machines aan te kopen, staan banken klaar om hen hierbij te helpen. Elke dag opnieuw. Je merkt dat aan de hoeveelheid kredieten die de banksector verleent. De waarde van de door de banken verstrekte leningen is groter dan de totale waardecreatie in ons land en zo goed als alle spaargelden die de banken bij het publiek ophalen, worden ook daadwerkelijk in kredieten omgezet. Je zou kunnen zeggen dat banken, binnen hun huidige kader, bijna op volledig capaciteit werken om al die dromen te helpen verwezenlijken.
Maar we doen duidelijk nog niet genoeg. Draghi suggereerde in zijn rapport over de Europese concurrentiekracht dat er jaarlijks 3% tot 4% van het bruto binnenlandse product extra moet geïnvesteerd worden om internationaal mee te kunnen. Voor Europa komt dit neer op jaarlijkse meeruitgaven van 700 tot 800 miljard euro. Voor België wil dit zeggen dat er jaarlijks tot 27 miljard euro extra geïnvesteerd moet worden. Dat is bijna en verdubbeling van wat de bedrijven en de overheid, nu al, samen elk jaar uitgeven aan investeringen.
De grote vraag is waar die middelen vandaan moeten komen.
Ongetwijfeld komt een deel van het geld voor die extra investeringen van de overheid of rechtsreeks uit de kapitaalmarkten, maar omwille van de moeilijke budgettaire situatie van de overheid en de kleinere en versnipperde schaal van de Europese kapitaalmarkten, zal het overgrote deel door de banken moeten gefinancierd worden. Dit impliceert dat banken de capaciteit moeten kunnen opbouwen om effectief deze sommen ter beschikking te hebben. We spreken immers over een jaarlijkse stijging van de kredietproductie met ongeveer 50%.
Dankzij de verbeterde regulering is de banksector heel stabiel geworden en zijn er grote buffers opgebouwd. De banken hebben dus het potentieel om de transformatie van onze economie te stutten zodat we internationaal terug concurrentieel en relevant kunnen worden. Maar om dit potentieel daadwerkelijk te kunnen benutten hebben we een reglementair kader nodig dat het evenwicht vindt tussen stabiliteit en ondernemerschap, flexibiliteit en groei. In een wereld die snel verandert, moet het reglementaire kader immers mee veranderen.
Zo is het absoluut noodzakelijk dat de kapitaalregels een vlotte financiering van onze door Kmo’s gedomineerde economie mogelijk maken. Een verhoging van de kapitaalkost voor leningen aan kleine en middelgrote bedrijven, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, moet vermeden worden. Zo moet ook de dubbele kapitaalkost die door een overlap of herziening van regels ontstaat, weggewerkt worden. Het kader dat ontwikkeld werd voor eenvoudige effectiseringen is zo complex en duur dat het de ontwikkeling - van deze voor de economie noodzakelijke markt - quasi onmogelijk maakt. Een vereenvoudiging van dit kader dringt zich dus op.
Meer algemeen is het ook belangrijk dat er een gelijk speelveld voor alle instellingen in de Europese financiële wereld verzekerd wordt, en dat er een regelmatige, kritische evaluatie van het bestaande reglementaire kader komt zodat we concurrentieel kunnen blijven in een internationale context. De enige weg om dit op een duurzame wijze te bekomen is door een constante dialoog zonder taboes tussen toezichthouders, beleidsmakers en financiële instellingen. De wereld verandert immers snel en we hebben geen andere keuze dan mee te veranderen wanneer we onze rol om dromen te laten realiseren ten volle willen benutten/spelen.