7 februari 2019 - 4 min leestijd
Consumenten kiezen bewuster dan ooit. Dat geldt voor wat er op hun bord ligt, hoe ze reizen maar ook voor hun geld. Ze beleggen dan ook liever niet in activiteiten die schadelijk zijn voor mens, milieu of maatschappij. Daarom heeft Febelfin, in overleg met de banken, de vermogensbeheerders en het maatschappelijk middenveld een kwaliteitsnorm uitgewerkt voor duurzame financiële producten, zoals beleggingsfondsen.
Voldoen die producten aan de de norm, dan kunnen ze een duurzaamheidslabel behalen. Febelfin streeft met deze norm een grotere transparantie voor de klanten na én wil de financiële sector aanzetten meer verantwoordelijkheid te nemen in de klimaatuitdagingen
Vandaag bestaat er al een ruim aanbod aan duurzame financiële producten, van beleggingsfondsen over spaarproducten tot verzekeringsfondsen. Het volume aan duurzame beleggingen is tussen 2013 en 2017 verdrievoudigd: van 7,7 miljard euro naar 24,1 miljard euro (bron: studie MIRA, 2018). Toch is het voor de belegger niet altijd zo gemakkelijk te ontcijferen wat duurzaam nu precies betekent.
Wie duurzaam wil beleggen, moet zijn huiswerk goed doen als hij zeker wil zijn dat zijn geld enkel gaat naar bedrijven of activiteiten die stroken met zijn persoonlijke overtuigingen over mens, milieu en maatschappij. Zo zal een duurzame belegger bijvoorbeeld zijn centen niet graag geïnvesteerd zien in de wapen- of tabaksindustrie, zeer milieuvervuilende activiteiten of bedrijven die de mensen- of arbeidsrechten schenden.
Met de kwaliteitsnorm en vooral dankzij het duurzaamheidslabel kunnen de consumenten er gerust op zijn dat ze niet beleggen in zeer schadelijke bedrijfsactiviteiten, maar wel in bedrijven met een duidelijke duurzaamheidsstrategie en een transparant beleid over kwesties waarover maatschappelijk debat bestaat, zoals kernenergie.
De beleggers krijgen duidelijke en begrijpelijke informatie over het duurzaamheidsbeleid van het product, die ze dan kunnen vergelijken met andere producten bij hun bewuste beleggingskeuze. Bovendien zal een onafhankelijke instelling controleren of het product wel degelijk aan de norm voldoet en het label verdient.
Hoewel het label ruimer is dan een louter ecologisch label, krijgt de klimaatimpact van onder andere energiebedrijven wel bijzondere aandacht. Zo kunnen bedrijven die zich inzetten om over te stappen naar minder milieubelastende alternatieven of hernieuwbare energie een plaats krijgen in een duurzaam financieel product. Bedrijven die zich nog teveel inlaten met de meest schadelijke fossiele brandstoffen, zoals steenkool, worden dan weer uitgesloten. Op die manier zorgt de financiële sector ervoor dat kapitaal verschuift naar bedrijven die hun positieve impact willen verhogen.
Sommige energiebedrijven zijn weliswaar nog te actief in omstreden energiebronnen zoals schaliegas. Volgens de norm kan er in deze bedrijven nog tot 2020 - in héél beperkte mate - worden belegd, maar het product zal dan een aangepast label krijgen. De eisen voor klimaatimpact worden sowieso regelmatig aangescherpt.
Het Belgische duurzaamheidslabel behoort al tot de strengste in Europa. Toch mag duurzaamheid niet beperkt blijven tot een kleine groep nicheproducten. Wil de financiële sector echte verandering teweeg te brengen, moet de kwaliteitsnorm serieuze inspanningen in gang zetten. Zo worden alle spelers op de markt, zowel de aanbieders van beleggingsproducten als de beleggers zelf, meegetrokken.
Febelfin spoort de banken en vermogensbeheerders aan om de lat nog hoger te leggen, wat voor veel producten al het geval is. Bovendien zal de norm regelmatig tegen het licht worden gehouden en aangepast aan de maatschappelijke noden en de verwachtingen van de klanten.
De eerste labels worden verwacht in het najaar.